Deze meesterlijke doeken zijn een van de specialiteiten van het Schilderatelier. Ze kunnen tot 11 m hoog en 25 m breed zijn! De dubbele hoogte van het atelier maakt het mogelijk om vanuit vogelperspectief het werk in uitvoering te bekijken.
Een overzicht vanaf een afstand mag dan van fundamenteel belang zijn, het uitwerken van de details is dat evenzeer!
De ideale lichtinval in het atelier en de grote ramen ervan stellen de schilders in staat om in alle helderheid te werken.
Naderhand belanden de decors die hier worden beschilderd op de scène. De schilders schakelen regelmatig het licht in het atelier uit en verlichten de doeken met spots om een beeld te krijgen van hoe alles er uiteindelijk uit zal zien.
De “Italiaanse” methode bestaat erin om met lange penselen te schilderen op doeken die op de grond zijn uitgespreid. De reproductie van de afbeeldingen gebeurt “per vak” (het model wordt verdeeld in vakken die vervolgens één voor één op het doek worden gereproduceerd).
Penselen in alle soorten en maten, rollers, spuitpistolen en kwasten zijn het dagelijks gereedschap van schilders. Maar zij moeten ook vaak speciaal gereedschap bouwen om elke nieuwe uitdaging aan te kunnen die de decorontwerpers hun bieden (grote wielen van bewerkt schuimrubber om wielsporen te imiteren, bijvoorbeeld).
Nepbeton, nepsneeuw, nepmarmer… Patina en imitatiematerialen zijn onmisbaar in operadecors.
Hetzelfde geldt voor stormachtige luchten, verlaten steden, mysterieuze bergen, betoverde bossen; buitengewone landschappen en motieven, soms abstract, soms figuratief…
In de Munt zijn alle houten decoronderdelen brandwerend gemaakt, d.w.z. dat ze zijn ingestreken met een uitzettende zwarte verf. Die vertraagt de ontbranding – maar verhindert niet dat ze op den duur toch gaan branden: het gebruik ervan vergemakkelijkt in geval van brand alleen de evacuatie van de Zaal en het podium. Metalen decors krijgen een roestwerende behandeling.